Een reisje naar huis

geschreven door Jessica de Korte

Na een dag druk winkelen in Delft loop ik opgetogen naar de tramhalte. Ik geef mijn vriendin een kus op de wang, stap in de tram en zie nog net dat ze me uitwuift. Het is druk in de tram, maar na even rondgekeken te hebben, zie ik een plaatsje. Ik loop er snel heen. Voordat ik ga zitten, bekijk ik mijn potentiële buurman en ineens realiseer ik me waarom het beruchte plekje naast hem leeg is. Hij zit daar met twee volgestouwde boodschappentassen en een versleten slaapzak. Zijn kleding lijkt al maanden niet te zijn gewassen en er zitten gaten in. Aan zijn voeten draagt hij slippers. De man heeft een baard staan van een paar dagen en mist zo te zien een stel tanden. Ik kijk even twijfelend om me heen, zie dat alle blikken op mij gericht zijn, wend mij weer af en ga zitten. Gemompel hoor ik. Nog even probeer ik een glimp van de man op te nemen, maar hij heeft zijn hoofd inmiddels al weer afgekeerd. Chagerijnig kijkt hij naar buiten, terwijl hij zachtjes en onverstaanbaar aan het praten is. De helft van de inzittenden kijkt vol afschuw naar hem, er zit zelfs een zekere angst in hun blik. Ik begrijp niet precies waarom, maar de reizigers hier vrezen duidelijk voor mijn buurman. Ze zien hem als een buitenstaander, een vreemde, als iets engs. Ik haal mijn discman maar te voorschijn en al snel schalt er Britney Spears door mijn koptelefoontjes. Zo hoef ik tenminste niet zo op al die vervelende eenkennige mensen te letten.

Ineens zie ik dat de overige inzittenden zich ook omdraaien. Ze staren met een verbaasde blik onze kant op. Snel zet ik mijn walkman wat zachter en werk weer eens een blik opzij.

"Ik moet eruit!" schreeuwt de man. Zijn ogen dwalen alle kanten op, ze stralen paniek uit.

"Oh, natuurlijk, sorry.."

Snel sta ik op en geef de man de ruimte. Zie ik daar een verbaasde blik, had hij zo'n reactie niet verwacht? Hoe dan ook, de man loopt zo snel mogelijk naar de deuren, met de tassen achter zich aan slepend. Zodra hij de trap af wil lopen, gebeurt het: zijn tas blijf achter de drempel hangen. Alle toeschouwers in de tram kijken toe, maar niemand steekt een hand uit. Gelukkig stapt er net een zakenman binnen, die direct te hulp schiet. Echter, zodra hij op het punt staat één van de tassen op te tillen, schreeuwt de eigenaar van de tas luidt, levert de zakenman een boze blik, trekt z'n tas terug en gaat snel de tram uit. De zakenman kijkt even verbaasd en glimlacht naar de toeschouwers, die zich vervolgens weer omdraaien. De reizigers lijken angstiger dan tevoren. Ik kan echter een lachje niet onderscheiden.

Ja mensen, dit was nou een schizofreen, had net last van stemmen, dat is duidelijk. Ik weet dat als meisje van 16, aangezien mijn tante ook last heeft van deze 'ziekte', maar de rest verdiept zich daar blijkbaar niet in. Ze zouden medelijden moeten hebben met hem, in plaats van hem zo te verafschuwen.

Ik zit niet lang alleen. Zodra de tram weer gaat rijden, komt er een vrij jonge man naast me zitten. Hij drukt zich direct tegen me aan. De alcoholdamp voert mijn neus binnen.

"Ik dacht, zo eng die vent, laat ik hier maar even gaan zitten."

Ik blijf hem aankijken met een vragende blik.

"Ik dacht, ik zal je even helpen."

"Oh, ik vind het niet eng hoor," mompel ik en wil mijn discman weer wat harder zetten.

"Ik wilde je alleen maar even beschermen." "Ach, ik kom wel vaker van zulk soort mensen tegen, ik ben het gewend." De man schuift nog wat dichter naar me toe en gaat verder met zijn praatje. Ik zie dat niemand zich meer interesseert in mijn bankje, maar nu voel IK me niet op mijn gemak. Ach, hij is alleen dronken, misschien valt er wel met hem te praten, en zo volgt er een gesprek over het onveilige leven in de stad. De man is nogal opgewonden, ik blijf nuchter. Buiten zie ik bekende gebouwen opdoemen, ik moet er zo uit.

Voordat ik echter de kans krijg op het knopje te drukken, reikt mijn nieuwe buurman er al naar. "Je zult geen last meer van me hebben, ik moet hier zijn," zegt hij op de zo bekende zangerige toon van een dronken persoon. Oh, dat moet ik weer hebben, denk ik. Ik voel de tram stoppen. Gelukkig loopt de jonge man direct weg. Ik zie zijn gammele loopje dat alles behalve recht is. Een binnenpretje heb ik, wat een komische situatie.

Voor mij reikt het Centraal Station van Delft. Er vliegt een windvlaag op. Brr, koud, snel loop ik naar binnen. Ik werp eerst een blik op de dienstregeling en loop vervolgens door naar de snackautomaat. Plots bots ik tegen iemand op.

"Oh sorry," zeg ik en ik wil snel doorlopen.

"Ah, alsjeblieft, ik heb geen geld en moet naar Rotterdam, daar heb ik een slaapplaats en..."

Ik bekijk de donkere man die nu ineens voor mij staat en een verhaal ophangt. Hij draagt versleten kleding. Ik laat hem zijn zegje afmaken, maar besteed er weinig aandacht aan, let alleen op die mooie snackautomaat. Er komt net een stroom reizigers binnen. Vol ergernis zie ik dat de mensen verafschuwd naar de man kijken. Nee, he, niet weer. Medelijden bloeit in mij op. Ik neem mij voor niet meer op die walgelijke mensen te letten.

"Mag ik alsjeblieft wat geld dan."

"Uh, wat," ik wek op uit mijn trance.

"Nou, voor de reis."

Ik verontschuldig mij, ik betaal daar niet voor, sorry. Want ja, ik voel nog steeds die ene gulden voor die lekkere snicker in mijn zak zitten. De man kijkt me diep in mijn ogen aan en begint ineens een heel verhaal af te steken. Dat hij schizofreen is en daarvoor medicijnen slikt, één keer in de week een spuit van de dokter krijgt. Dit wekt mijn belangstelling op. Schizofrenie is een ernstige zaak en als iemand daar zo makkelijk over weet te praten, heb ik daar waardering voor. Hij praat verder, over zijn vriend in Rotterdam waar hij onderdak heeft, over zijn zoon die in het leger zit en over zijn beeldschone zus. Even werp ik een blik opzij, naar de nieuwe stroom reizigers en zodra ik terugkijk wordt mijn blik door zijn ogen opgevangen.

"Je bent mooi," hoor ik hem ineens zeggen.

"Heb je een vriendje?"

Ik twijfel, wat zal ik zeggen. "Nee."

"Mag ik je vriendje zijn?" Ik moet lachen en zeg dat ie wel mijn vader zou kunnen zijn, zo oud is ie.

"Gewone vrienden dan?"

Hoopvol kijkt hij me aan. Ik moet gewoon weer lachen. Ik knik en hij geeft me zijn adres. Vervolgens blijft hij maar zeggen dat ik langs moet komen. Hij vraagt mijn adres. Blijkbaar vertrouwt hij niet dat ik langs zal komen. Want beiden weten we dat dit niet kan, dit accepteert de maatschappij niet, dit hoort en mag niet. Wij zullen geen vrienden worden, hoe graag ik hem ook wil helpen. Ik loop alvast naar het perron. Allebei beseffen we dat het afscheid nemen zo komt.

"Mag ik een kus?" Nee, dat doe ik niet. De man is blijkbaar volkomen verliefd geworden op een meisje dat nog maar in het begin van haar leven is. Een van de weinigen die nog niet bij de massale groep hoort en hem tenminste als een 'medebewoner' behandelt. De trein komt het perron binnen.

"Een kus?"

Hij slaat een arm om me heen. Ik ren naar de deuren van de trein. "Ik ga gillen hoor," roep ik, voor de gein en omdat ik me toch niet helemaal meer op mijn gemak voel. En dàt had ik nou net niet moeten zeggen. Iedereen kijkt bezorgd mijn kant op. Mensen staan in de aanslag om mij te hulp te schieten. Op dat moment hoor ik het fluitje van de controleur. Snel neem ik een sprong de trein in. Als ik naar buiten kijk, is de man al verdwenen.

Direct ben ik zwaar in gedachten. Wat een dag vandaag... Ik heb weer wat geleerd. Schizofrenie wordt (nog) niet geaccepteerd in de maatschappij, dat is duidelijk.

....Hetzelfde ogenblik voel ik iets in mijn been steken. Uit mijn zak haal ik een gulden te voorschijn. Oh, dat ben ik straal vergeten. De trein verlaat het perron....

De wilde rivier

geschreven door Berna Datema

Het werd ons niet écht verboden, maar wel sterk afgeraden om in dit jaargetijde de rivier af te gaan. De stroming is op deze plaats sowieso al sterk, maar nu werd er meer water afgevoerd dan in alle andere maanden bij elkaar. De man had ons zelfs zijn boot niet willen verhuren tegen het dubbele bedrag van wat hij er normaal voor ving, dus leek de hele operatie bij voorbaat al te zijn mislukt. Even was ik opgelucht, want eerlijk gezegd ben ik niet zo'n held.

Maar Tom kan aandringen. Tom kan overtuigend zijn als geen ander. En dus kreeg hij het voor elkaar de man zijn boot te ontfutselen voor nog minder dan het normale bedrag. Hij sprak over wat het allemaal niet moest kosten als de man die boot de hele maand niet verhuurde. Kortom, we gingen als vrienden uit elkaar

ik zag hem nog lachend zwaaien terwijl hij zijn vaartuig nakeek tot we ermee om de bocht van de rivier verdwenen

Ja, Tom kon erg overtuigend zijn. Hij had mij weten om te praten met argumenten waarvoor elk weldenkend mens zou zwichten. Ik kon er niet omheen. Ik had me door hem laten overhalen de comfortabele kamer in het Riad te verruilen voor het meest onzekere avontuur dat ik ooit had meegemaakt. Met zijn overtuigingskracht had hij het ver kunnen schoppen. Hij had diplomaat kunnen worden, maar evengoed een groot zakenman of politicus. Hij was echter niets van dat al. Tom was avonturier. En ik was met hem meegegaan omdat ik onmogelijk een excuus kon bedenken dat hij zou aanvaarden.

De rivier was tot de bocht rustig. Wel breder dan normaal, zag ik; veel van de bomen aan de oever stonden met hun stam in het water. In de verte hoorden we het ruisen van onze eerste stroomversnelling. De geplastificeerde kaart van de rivier, die de man mij op het laatste moment nog had toegeworpen, hield ik op schoot. Ik checkte mijn zwemvest en trok de rits van mijn windjack tot boven toe dicht. Op aanwijzing van Tom, die voorin zat, duwde ik de spaan wat minder diep door het water.

"Je hoeft alleen maar bij te sturen," had hij gezegd.

Ik had dit nooit eerder gedaan, maar het ging gemakkelijker dan ik dacht. Ik had inderdaad niet die kracht nodig die ik verwacht had te moeten gebruiken.

"Eitje," zei Tom, niet doelend op mij, maar op het gemak waarmee we het eindpunt zouden halen.

Ik hoorde langzaam maar zeker de stroomversnelling dichterbij komen. Die zou vlak achter de volgende bocht komen, zag ik op de kaart.

De eerste stroomversnelling was geweldig! De adrenaline stroomde als de rivier en enthousiast begon ik te gillen en te lachen. De spetters vlogen ons om de oren en in een wilde beweging gooide ik alles wat ik aan geluid kon uitbrengen eruit. Een oerkreet! Alles wat me tot dat moment nog had dwarsgezeten, de scheiding van Pete, geen rechten op wat dan ook, het verlies van het huis, in één klap knalde ik het eruit. Maar ik maakte een sprongetje en dat was de actie die mij in een uiterst hachelijke situatie zou brengen: de volgende klap was die van mijn zwemvest dat plat op het water terecht kwam. Even wist ik niet wat onder en boven was. Ik zag stenen vlak langs mijn hoofd scheren en het borrelende water maakte een vreemd angstaanjagend geluid. Toen kwam ik boven. Ik dacht aan Tom's instructies.

Mocht je in het water belanden,spartel dan niet tegen. Laat je met de stroom meevoeren tot je bij iets komt dat uitsteekt, een tak of een rots. Of tot je in stiller water bent beland.

In de verte zag ik Tom met indrukwekkende snelheid uit het zicht verdwijnen. Hij keek niet om. Hij had niet eens door dat ik niet meer bij hem in de boot zat. Ik liet me, zo relaxed als ik onder de omstandigheden aankon, meedrijven met de stroom. Precies zoals hij het me verteld had. En al snel zag ik het einde van de stroomversnelling naderen. Nog beter, ik hoorde nog geen nieuwe helse geluiden. Een meter of twintig verderop zag ik de eerste overhangende takken. Drijvend op mijn reddingsvest stuurde ik mezelf die richting op. Het leek waarachtig te lukken. Nog even en ik zou de bomen bereiken. Ik voelde me geweldig dat het in één keer lukte mezelf aan een dikke tak vast te klampen en gek genoeg was ik voor het eerst sinds tijden trots op mezelf. Goh, eigenlijk was ik niet eens écht bang geweest.

Ik klom, hangend aan mijn armen en met mijn voeten op de keien onder water, langzaam naar de oever. Toen hoorde ik stemmen vanaf diezelfde oever. Het leek wel de eigenaar van de boot. Ik zag hen nog niet en ik wist ook nog niet tegen wie hij sprak. In een opwelling maakte ik me zo klein mogelijk. Het water kabbelde hier maar een beetje en mijn voeten voelden al helemaal vaste grond. Ik besloot los te laten en zorgde dat alleen mijn hoofd boven het wateroppervlak uit kwam. Nu kon ik horen wat de man zei:

"Ach, ze zal er zo wel aankomen. Wees maar niet bang, die stroming lijkt hier adembenemend, maar zoals ik je al eerder garandeerde, er kan haar hier weinig gebeuren. het is hier zo ondiep als wat en we zitten in de rustigste maand van het jaar."

Voordat ik woest naar boven wilde stormen hoorde ik het nerveuze, maar duidelijk herkenbare kuchje van Tom...




River